‘Oma Eef.’ Ik werd altijd blij van de opgewekte stem van Linda. Ze was nu volwassen, maar ik zag haar nog altijd als een klein meisje. Linda stapte door de open deur de galerij op. Ongemakkelijk omhelsde ze me. Dat ging voordat ik mijn rollator had een stuk gemakkelijker. Nu stond dat ding in de weg. Ik heb het zo lang mogelijk uitgesteld, maar voor lange afstanden kan ik echt niet meer zonder.
Ik betrapte mezelf er laatst op dat ik hem steeds vaker ook in mijn woning gebruik. Voor de kleine stukjes, hij biedt extra zekerheid. Die extra zekerheid voelt fijn als ik alleen thuis ben. Maar op straat en zelfs op de gang van het huis maakt het gevaarte mij verlegen. Ik weet dat het geen vreemd beeld is om een oudere bewoner in het verzorgingstehuis achter rollator te zien lopen. Maar ik voelde me geen oudere bewoner. Ik was een van de jongste van mijn gang. En om in de woorden van het personeel te blijven, nog goed bij.
Nu stond ik met rollator en bloemen in het mandje bij Linda voor de deur. Ik mocht tijdens de verbouwing niet langskomen van haar. Het vocht, stof en de verfdampen zouden niet goed voor me zijn. Nu was haar eigen huisje helemaal af en had ze een eigen gezin. Haar gezin waren alleen nog zij en Silvester, daar zou wel verandering in komen. Linda was gek op kinderen.
Ik glimlachte naar haar terwijl ze mijn gezicht inspecteerde. Ik zag dat ze iets zag. Haar mondhoeken zakten een stukje naar beneden in haar brede glimlach. Ze herpakte zich snel, zoals ik van haar gewend was. Ik wist niet wat ze gezien had. Ze zou het me nu ook niet vertellen. Niet bij deze gelegenheid. Later, zou ik haar vragen.
Ze keek toe hoe ik de rollator ongemakkelijk over de drempel werkte. Ik zag dat ze wilde helpen, maar ze hield zich in. Als ik hulp nodig had zou ik het wel vragen. Ik paste met gemak door de ruime hal. De muren waren lichtgroen geschilderd. Alles rook nog nieuw. Het rook naar nieuw appartement en koffie. De drempel naar de woonkamer was emotioneel hoger dan fysiek het geval was. Met moeite werkte ik mijn loophulp naar binnen. Het was een prachtige kamer. Fris, licht en ruimtelijk. Ik zag er alleen weinig van Linda in terug.
Aan tafel zaten Silvester en zijn moeder. Mijn mensenkennis is altijd goed geweest en ik zit er met mijn eerste indruk maar zelden naast. De vrouw die hier in de woonkamer van Linda aan tafel zat domineerde het huis. Niet alleen haar zoon die ze niet los kon laten, maar het hele huis. Haar zag ik terug in deze woonkamer. Haar aanwezigheid slokte alle anderen om haar heen op. Dit was haar huis.
Ik keek Linda aan en zij had gezien dat ik het had gezien. Ze glimlachte de beoordelende blik van haar schoonmoeder weg. De vrouw aan tafel mompelde iets. Ik moest mijn meisje beschermen.
‘Sorry, wat zei u.’ Ik zorgde dat ik zo vriendelijk mogelijk klonk. De onschuld droop van mijn woorden.
‘Ik zei dat ik het schandalig vind dat Linda u niet helpt en u helemaal alleen aan laat modderen.’ Haar stem was nog dwingender dan de energie die om haar heen hing. Ik voelde een woede vanuit mijn tenen optrekken. Mijn Linda was de liefste persoon die ik ooit ontmoet had en deze vrouw zag dat niet. Ik snapte niet waarom ze dat niet zag, de vriendelijkheid droop van het kind af. Hier moest ik iets van zeggen. Ik moest haar helpen, ze moest uit de klauwen van deze vrouw.
‘Ik kan het nog best zelf. Als ik Linda’s hulp nodig heb vraag ik dat aan haar.’ Ik deed mijn best vriendelijk te klinken. Het was namelijk de eerste keer dat ik deze vrouw ontmoette. Ik deed mijn best, maar ik kreeg de trilling niet uit mijn stem. Linda wees me op de plek aan tafel waar ze graag wilde dat ik ging zitten. Ik stak de bloemen uit mijn mandje naar Linda toe voordat ik me op de stoel liet zakken. Ze glimlachte en bedankte me.
‘Goh, wat leuk om u te ontmoeten.’ De vrouw die tegenover mij aan tafel zat praatte luid en articuleerde overmatig. Ik wilde de spottende glimlach het liefste van haar gezicht afvegen. ‘Ik heb al heel veel over u gehoord.’ Ik knikte alleen maar. Als ik nu mijn mond open zou trekken zouden er alleen maar onvriendelijke opmerkingen uitkomen.
Linda kwam de keuken uit met een kopje koffie en een plakje cake. ‘Het is toch een beetje feest,’ stelde ze me gerust. Linda ging zitten onder observerend oog van haar schoonmoeder. Zodra Linda de stoel raakte begon de vrouw aan een monoloog. De woorden die ze uitsprak waren vooral bedoeld om haar zoon op te hemelen en Linda te wijzen op alle dingen die ze anders deed. Niet slecht, maar gewoon anders.
Ik voelde niet dat mijn koffiekopje uit mijn vingers gleed. Ik had het pas door toen het op het laminaat in stukjes ketste. Ik wist was er gebeurd zou moeten zijn, maar ik kon me niet herinneren dat het gebeurd was. En het was echt gebeurd. Het was zo echt gebeurd dat zelfs de ratelende moedermachine tegenover mij er stil van was.
Linda keek me aan. Ze zag in mijn blik dat ik het niet snapte. Ze snelde naar de keuken om een doekje en een handveger te halen. Ik keek recht naar de tafel en probeerde mijn hersenen te dwingen om het moment dat ik het kopje liet vallen voor me af te spelen. Er gebeurde niets.
‘Het geeft niks.’ Hoorde ik de mierzoete stem van de andere kant van de tafel komen. Het begrip droop van haar woorden, maar de ondertoon was nog steeds spottend. Linda raakte mijn schouder aan terwijl ze zich boog om de rommel op te ruimen. Ik ving haar bezorgde blik vluchtig op. ‘We laten allemaal wel eens iets vallen. Toch Silvester,’ probeerde de vrouw ondersteuning bij haar zoon te vangen. We lieten allemaal wel eens iets vallen, maar meestal kon je jezelf dat wel herinneren. Silvester mompelde instemmend. Ik wilde geen begrip, ik wilde naar huis.