Beestjes

Foto door: Olgalioncat

Ik werd wakker van een geluid. Ik zou bijna zeggen van een geur, maar in mijn slaap ruik ik niks. Toen ik wakker werd door gekrabbel, rook ik de petroleum. Het was een specifieke geur die direct alle slaap uit mijn hoofd verdreef. Een geur waar ik heel mijn leven al op gewezen was als teken van gevaar. Ik ging rechtop in bed zitten. Met mijn billen zakte ik dieper in het matras. Het gekrabbel was terug. Het leken op kleine klauwtjes over hout.

Veel in mijn huis is van hout, dus het was niet vreemd dat het geluid van binnen kwam. De klauwen waren groter dan die van een muis, want daar werd ik al lang niet meer wakker van. Aan het geluid te horen waren de klauwen ongeveer even groot als die van een kat. Maar de kat zou niet zomaar de geur van petroleum opwekken. Ook zag ik de puntoren van de poes op het voeteneinde van mijn bed bewegen in het eerste ochtendlicht. Zij lag dus nog bij mij. En zij hoorde ook iets. Ik draaide mijn lichaam en zette mijn voeten op de grond. De houten vloer voelde koud aan mijn blote voeten. De vloer kraakte onder mijn gewicht en zo stil mogelijk liep ik naar de trap. Een koude vlaag kwam via de trap naar boven en waaide onder mijn japon door. Ik hield mijn adem in en luisterde naar de stilte. Even hoorde ik niets meer dan mijn eigen bloed door mijn oren stromen. Toen hoorde ik achter mij de kat van bed springen en voelde haar snorharen langs mijn onderbeen strijken. Ze rende geruisloos de trap af en ik ging achter haar aan.

Elke trede kraakte protesterend tegen mijn gewicht, maar ik wist dat hij mij zou houden. Beneden was de petroleumlucht sterker. Het was donker in de woonkamer. Het enige licht was een halve cirkel zwak oranje om de kachel heen. De nachtzuster lag daar gelukkig nog te branden, anders kreeg ik het niet meer warm in huis. Plotseling rende er iets door het oranje licht. Een spiegeling gleed over een bruine vacht. De kat rende achter het wezen aan, haar witte buik lichtte oranje op in het schijnsel. Ze rende naar de achterdeur en glipte door een kier naar buiten.

Ik volgde haar en duwde de deur, die ik zelf niet goed op slot had gedaan, open. De kat rende over de vorst in de tuin achter een bruin wezen aan. Het was ongeveer even groot als zijzelf. De kop leek op die van een paard en het lichaam op een hert. Het waren kleine ondieren die in steeds grotere getalen in de buurt voorkwamen. Ze waren met zo veel dat het bos en de velden niet meer genoeg eten opbrachten, zeker niet in de winter. In de koudere maanden kwamen ze daarom steeds vaker de huizen in op zoek naar eten. Ze zagen er schattig uit en waren niet gevaarlijk. Het enige overlast die ze veroorzaakten kwam voor uit hun zoektocht naar eten. Zoals het omstoten van de fles petroleum.

De kat speelde meer met de wezens dan dat ze hen opjoeg. Met hun spitse snuiten maakten ze een klikkend geluid. Dat geluid was voornamelijk te horen in de ochtend- en avondschemering. Ik hoor de laatste weken steeds meer verhalen in het dorp over de wezens. Niemand weet waar ze vandaan komen en ze hebben nog geen naam. Meestal worden ze wezens genoemd, of een andere minder vriendelijke benaming. Ik vind ze best schattig, maar anderen zien alleen de vernielde kroppen. Het drietal springt om mijn kat heen. Zij probeert hen te raken met haar poot, maar ze zijn veel te snel. Ik heb gehoord dat ze ook te snel zijn voor de vossen in de omgeving. Dat werd beweerd als een van de verklaringen van de exponentiele groei.

De koude ochtendwind trok op via mijn blote voeten naar mijn kuiten en liet een rilling over mijn rug lopen. Ik klikte naar de kat en zij snelde zich naar binnen. De deur deed ik dicht en na een keer extra checken van het slot draaide ik me om. Het was nog te vroeg om aan mijn dag te gaan beginnen. Ik zette de petroleumfles recht, gooide twee droge blokken hout in de kachel en liep de trap op naar mijn bed.

De warmte van het slapen hing nog tussen de dekens. Ik nestelde me in het bed. De kat ging op mijn voeten liggen en ik voelde hoe de vibratie van haar snorren mijn tenen verwarmden. Ik sloot mijn ogen en het ochtendlicht verdween. Buiten klikten de wezens enthousiast tegen elkaar. Het geluid voelde steeds verder weg.  

Laat een reactie achter