Ik keek op naar het donkerrode gordijn. Het reikte vanaf het grijze, geëmailleerde linoleum tot aan het plafond. Ik stond op het podium tegen het gordijn aan. Er zat iets achter, dat voelde ik. Maar ik kon niet door het dikke stof heen kijken. Ik werd zenuwachtig van de energie die achter het gordijn vandaan gutste. Het leek wel alsof er een hele groep kinderen klaar stond voor hun eerste toneelstuk. Er klonk geen geluid, maar ik kon de zenuwachtige gezichtjes bijna zien. Ik kreeg een onbehagelijk gevoel in mijn onderbuik en wist dat ik weg moest bij het gordijn. Niet ver weg, maar wel verder dan ik nu stond. Ik draaide me om, zodat ik van het podium af kon. Ik ging op de houten rand zitten en liet me de meter naar beneden zakken. Ik liep de ruimte door en hoorde het piepende geluid van mijn gympen op nog meer grijs linoleum. Links en rechts van mij liepen lage podia mee die bekleed waren met blauw tapijt. Ik liep in een rechte lijn door de ongeveer tien meter brede goot naar de achterkant van de ruimte. Bruine harmonicadeuren sloten de ruimte af van de rest van het gebouw. De ruimte kwam me bekend voor, maar ik kon het niet plaatsen. Ik was hier wel eerder geweest.
Ik drukte me tegen het fineer aan. Naast mij was een kleinere deur in de wand, dus ik kon weg als het nodig was. Mijn lichaam was gekalmeerd nu ik een uitweg had gevonden. Het gordijn zag er niet meer zo eng en groot uit vanaf de afstand die ik gecreëerd had. Het ding dat zich achter het gordijn schuil hield had mij nodig, ik voelde het. Normaal ging ik niet zomaar op mijn gevoel af, maar op dat moment kon ik het niet meer negeren. Langzaam zette ik stap voor stap naar het gordijn toe. Mijn schoenen piepten nog steeds op de vloer. Ik wilde de rust die de ruimte in was gekropen niet verstoren, dus veranderde ik mijn pas. Het lopen zonder geluid te maken was moeilijker dan ik verwacht had, maar ik slaagde erin om de laatste paar meter terug naar het podium in stilte af te leggen. De ruimte was aangenaam warm en doordrenkt in zonnestralen.
Vol zelfvertrouwen zette ik mijn handen op het podium en trok mezelf op. Ik zette mijn knieën op de houten rand en ging staan op de verhoging. Nu ik weer zo dicht bij het gordijn stond kelderde mijn zelfvertrouwen. Het was zo veel imposanter dan van een afstand. Langzaam stak ik mijn hand uit naar de plek waar de gordijnen elkaar raakten. Ik trok het rechter gordijn iets opzij. Achter de gordijnen blakerde een duisternis. Het donker leek me op te zuigen en al mijn zintuigen te verdoven. Snel liet ik het gordijn vallen en zoog het namiddag zonlicht op dat door ramen aan beide kanten van de ruimte naar binnen viel. Ik zette mijn handen op mijn heupen om te kalmeren en mijn longen alle ruimte te geven. Met mijn vingertoppen voelde ik iets in mijn achterzak zitten. Mijn telefoon was ik totaal vergeten, daar zat een zaklampfunctie op.
Ik haalde de smartphone uit mijn achterzak en ontgrendelde het scherm. Ik gebruikte de zaklamp bijna nooit, maar hij was op best een logische plek te activeren. Het licht dat uit mijn telefoon kwam was sterker dan ik verwacht had en het viel me ineens op dat het al best wel donker in de ruimte was. Ik trok het gordijn voor mij weer een beetje opzij. Het licht van mijn zaklamp liet ik achter het gordijn glijden. Het podium was leeg, stil en donker. Door het licht heen en weer te bewegen kreeg ik een beter beeld van de lege ruimte. Helemaal achter in een hoek lag iets. Ik dacht eerst dat het een hoopje vodden was, maar het bewoog. Het leek te ademen. Het zag er eng uit, maar het had pijn. Ik moest het helpen.
Aarzelend stapte ik voorbij het gordijn en liet het achter mij dichtvallen. Het licht van de zaklamp van mijn telefoon scheen nog steeds, maar de warme zonnestralen waren verdwenen. De lucht aan de donkere kant van het podium was koud en vochtig. De overgang was groot. Het ding in de hoek wist dat ik er was, maar leek geen gade op mij te slaan. Zodra ik een paar stappen dichterbij had gezet bewoog het. Een wendigo ging op hun hurken zitten en kroop verder de hoek in. Het beschermde iets tegen hun borst aan. De schedel met lege ogen keek mij aan, het had pijn. Doordat de wendigo hun kop draaide schaafde het kale gewei tegen de bakstenen muur. Het geluid gaf mij een rilling over mijn hele ruggengraad. Het schrapende geluid liet mij beseffen hoe stil het nog steeds was. Langzaam zette ik een stap dichterbij. Mijn schoenen piepten niet meer, de grond was daarvoor te vochtig. De wendigo boog zich steeds verder over het ding heen. Ik kon niet zien wat het was, maar dat voelde ook niet belangrijk. Het was bang dat ik het af wilde pakken, maar dat was niet zo. Ik voelde als een bedreiging voor hen. Dat was ik zeker niet. Het wilde vastgehouden worden. Niet specifiek door mij, maar ik was de enige die beschikbaar was. Dus maakte ik er mijn verantwoordelijkheid van.
Ik benaderde de wendigo alsof ik een paard benaderde. Heel voorzichtig en goed op de energie die ik uitstraalde lettend. Ik liep naar de wendigo toe met een hand uitgestoken. Het kroop dichter tegen de muur aan. Ik kende dit wezen. Ik wist wie het was, in elk geval wie het was geweest. De wendigo had door dat ik geen kwaad in de zin had. Het kon niet verder hun hoek inkruipen, het gewei zat in de weg. Ik legde mijn hand op het schedel van het wezen. De lege oogkassen staarden me aan. Het twijfelde of ik te vertrouwen was en koos bij gebrek aan een betere kandidaat om mij het voordeel van de twijfel te geven. Het duwde hun kop tegen mijn hand aan en bewoog het gehurkte, harige lichaam naar mij toe.
De wendigo nestelde zich tegen mij aan en ik omhelsde het koude, plakkerige lijf. De vacht en het schedel waren koud. Het lichaam van het wezen was warm en voelde geruststellend in de koele lucht. Ik kon nog steeds niet zien wat het vast had en dat deed er ook niet toe. Ik voelde hoe het lichaam van het wezen kalmer werd en het was eigenlijk heel prettig om het te kunnen beschermen. De wendigo was veel groter dan ik, maar paste toch perfect in mijn armen. Zo zat ik. Ik zat daar goed. Ik wilde nergens heen, ik wilde ook niks van het wezen. Het was goed zo. Ik bleef zitten.