De takken aan de bomen boven haar hoofd kraakte. De wind trok aan de verse blaadjes en duwde ze alle kanten uit. Het zou later die dag gaan regenen, dus had Zofia haar planning omgegooid en was ’s ochtends al met Bone naar het bos gegaan. De hond huppelde om haar heen en zigzagde van de ene naar de andere kant van het pad. Ze waren nog aan de rand van het bos en Bone pikte veel geuren van andere honden op. De meeste mensen die hun hond uitlieten in dit bos bleven aan de rand. Daar was niet echt een reden voor, wist Zofia. Ze waren gewoon lui. Zij was al vaak genoeg met Bone heel ver het bos in getrokken. Soms waren ze uren weg. Samen met haar hond kon ze de weg naar huis altijd terugvinden
Zofia voelde een druppel op haar wang. Ze keek omhoog en er viel nog een druppel. Het begon te regenen, nu al. Het was niet anders dan dat Bone een kortere ronde kreeg vandaag. Ze waren nog zeker twintig minuten van huis af en ze had geen zin om helemaal doorweekt thuis te komen. Ze keek rond en zocht naar haar hond. Bone stond een meter of tien van haar af aan de rand van het pad. Hij keek de beschutting in. Hij had zijn straat omhoog en zijn neus in de wind. Zofia verwachtte dat hij een konijn rook. Die zaten er genoeg in dit bos en Bone was er dol op. ‘Bone.’ Riep ze. ‘We gaan naar huis, jongen.’ De hond reageerde niet meteen, maar bleef geconcentreerd de beschutting in staren en hij snuffelde aan de lucht. ‘Bone.’ Riep Zofia nog een keer, dit keer strenger. Haar hond keek om. Direct daarna focuste hij zijn blik weer op het bos. Hij zette een stap van het pad af. Normaal deed hij dat nooit. Zofia wilde niet dat hij van het pad af ging. Dan had ze geen zicht meer op het beest. De hond liep snuffelend langzaam vooruit. Zofia liep naar hem toe om zijn riem vast te maken.
Toen ze bijna bij hem was drukte hij zijn neus tegen de grond en begon sneller te lopen. Zofia stapte ook van het pad af en wilde Bone grijpen. Ze riep zijn naam nog een keer, maar de hond reageerde niet. Bone liep met zijn neus tegen de grond en zijn staart in de lucht voor haar uit. Ze had moeite hem bij te houden in dit dichte gedeelte van het bos. Ze kreeg een vreemd gevoel, alsof er iets aan de hand was. Ze riep haar hond niet meer, maar liep stil achter hem aan. Bone stond ineens stil. Zofia keek op van de grond en zag dat ze op een kleine open plek stonden. In het midden van de open plek stond een hut. Niet een hut die kinderen bouwen, maar een echt klein huis. Compleet met voordeur en schoorsteen. Ze hadden al heel veel tijd doorgebracht in dit bos, maar deze hut had ze nog nooit gezien. Bone liep behoedzaam om de hut af. Hij stopte en blafte één keer. Zijn blaf klonk luid, bijna oorverdovend in het verder stille bos. Het waaide hier bijna niet. Zofia wilde haar hond roepen om naar huis te gaan, maar een ander geluid was haar voor.
‘Help.’ Riep de stem van een vrouw. Het kwam vanuit de hut. Zofia rende een paar stappen, maar toen bekroop haar het gevoel dat er iets niet in de haak was. Ze liep langzaam en behoedzaam op de hut af. Zodra ze dichterbij kwam zag ze dat de luiken voor het ramen dicht waren gemaakt en vergrendeld waren met een hangslot. Ook op de voordeur zat eenzelfde hangslot. De vrouw in de hut riep weer. Zofia wilde haar helpen, maar ze wist niet goed hoe. Ze stond bij de luiken en rammelde aan het hangslot. Het was een hopeloze poging om het open te krijgen. De kettingen waarmee het vast zat maakte herrie. De vrouw in de hut schrok hoorbaar, maar verder bleef ze stil. Zofia probeerde ook het slot op de voordeur, maar daar had het rammelen hetzelfde effect. Ze liep weer terug naar het luik en kon het een heel klein stukte bewegen, maar lang niet genoeg om naar binnen te kijken.
Ze pakte haar telefoon uit haar jaszak en ontgrendelde het scherm. Ze had geen bereik, er zat nog maar een ding op. ‘Ik ga hulp halen.’ Riep ze door het luik heen. Ze hoorde de vrouw jammeren en huilen. ‘Niet weg gaan, alsjeblieft. Ga niet weg.’ Zofia wilde zeggen, beloven dat ze terug zou komen. Bone begon te blaffen voor ze de woorden uit kon spreken en Zofia keek om. Ze zag haar hond niet, voor hij in haar blikveld kwam werd ze op haar hoofd geraakt door iets hards en werd alles zwart.