
Gus pakte een pot boontjes uit het schap. Hij keek naar de lege plek waar het glas had gestaan. Er was nu een open plek en hij kon het rek van het schap zien. De grijze spijlen zagen er eenzaam uit. Hij keek naar zijn karretje en telde de potjes groente die erin stonden. Het waren er zes, hij had er zeven nodig. Hij richtte zijn blik weer op het schap voor hem. Een paar maanden geleden had hij per ongeluk een potje meegenomen met een makkelijk te openen deksel. Zo eentje die in een, twee open klikt. Het had hem verrast hoe makkelijk dat ging. Vanaf die dag kocht hij alleen nog maar potjes met dat soort deksels. Zijn keuzemogelijkheden waren er iets op achteruit gegaan, maar het gemak had het gewonnen. De kleuren van de potjes in het schap waren allemaal ongeveer grijs. De ene was iets groener en de andere iets bruiner, maar allemaal ongeveer grijs. De rode kool sprong eruit met de paars grijze kleur. Gustav zuchtte en pakte het paarse potje net onder zijn ooghoogte van het schap. Hij zette het in zijn karretje en duwde het ijzeren gevaarte verder de gang door.
Hij liep door naar het vriesvak waar het vlees lag. Hij keek naar de onderste plank van het vak. Zijn mondkapje schoof omhoog en ontnam hem deels het zicht. Hij duwde het kapje naar beneden en zakte langzaam door zijn knieën om de onderste plank te kunnen zien. Hij kreunde zacht toen er een pijnscheut door zijn linkerknie schoot. ‘Die verdomde knie altijd’ Dacht Gus. Hij keek door de glazen deur naar het schap. Er lagen voorverpakte stukken vlees die in de magnetron konden. Hij moest er zeven kiezen. Bij de voorverpakte stukjes vlees was minder keuze dan bij de groente in pot. Dat maakte het makkelijker.
‘Sorry hoor.’ Gromde een vrouw. Ze boog zich over Gus heen en trok de glazen deur open. De deur kwam tegen hem aan en hij kon met moeite net zijn evenwicht houden. Net zo plotseling als de vrouw was gekomen ging ze ook weer weg. Gus koos zijn stukken vlees en gooide ze in zijn karretje. Hij pakte het handvat vast en trok zichzelf omhoog. Hij beet door een nieuwe pijnscheut in zijn knie heen. Hij zweette van de inspanning en haalde een hand over zijn grijze, kalende hoofd. Hij ademde zwaar en kreeg eigenlijk net niet genoeg lucht door het stuk stof dat voor zijn mond zat. Hij stond stil totdat de vlekjes voor zijn ogen wegtrokken en liep daarna door naar de kassa.
Hij legde zijn potjes met groente en individueel verpakte stukken vlees op de band. Een man achter hem duwde tegen Gus aan met zijn karretje. Gus keek om, maar de man was bezig met zijn mobile telefoon. Daar was Gus nooit aan begonnen. Hij had wel een mobiele telefoon, maar niet zo een smart dinges. Het meisje achter de kassa scande hersenloos de producten. Ze noemde een bedrag wat hij niet kon verstaan. Gus stak zijn pinpas op. Het meisje tikte op het scherm voor haar en het pinapparaat gaf aan dat Gus zijn pas erin kon stoppen. Hij pinde en een goedkeurende piep vertelde hem dat de transactie gelukt was. ‘Bonnetje?’ Vroeg het meisje. ‘Nee, dank u wel.’ Reageerde Gus op haar, maar ze hoorde het waarschijnlijk niet. Hij verwachtte de vraag of hij koopzegels wilde, maar die kwam niet. Het meisje sloeg met een klap de kassalade dicht en begon de spullen van de man die achter Gus had gestaan te scannen. Op zijn gemak zette Gustav zijn boodschappen in zijn karretje.
Hij zat in zijn auto. Hij had de spullen vanuit zijn karretje naar een boodschappentas in de achterklep van de auto verplaatst. Hij had het karretje terug naar binnen gebracht waar het uit zijn handen was getrokken door een jongen die ook voor de winkel werkte. Thuis zou hij nog een keer de boodschappen in zijn handen hebben om het in zijn kast te zetten. Gus zette zijn mondkapje af en verwelkomde de nieuwe zuurstof. Hij startte zijn auto en deze sputterde tot leven. Hij ging naar huis, naar zijn lege huis.
Auteursnotitie: Beste lezers, willen jullie meer te weten komen over Gus? Ik twijfel over het maken van een serie korte verhalen over Gustav of het maken van een novelle. Wat is jullie mening hierin?