
Ze stond op en voelde de zwaartekracht aan haar trekken. Ze voelde hoe heel haar lichaamsgewicht op haar voetzolen terecht kwam. De zwaartekracht trok harder dan eerder die dag. Haar armen trokken haar schouders naar beneden. Ze voelde hoe het bloed in haar vingers moeite moest doen om terug naar boven te stromen. Ze snapte niet waarom het nu zo anders voelde. Opstaan had ze vaker gedaan, veel vaker. Nooit voelde het zo zwaar.
Ze rechtte haar nek en keek vooruit. Ze voelde iets op haar neus drukken, haar bril. De vleugeltjes boorde zich in de dunne huid van de brug van haar neus. De stukjes plastic droegen het volledige gewicht van het montuur en de glazen. Ze droeg deze specifieke bril al meer dan twee jaar, maar het was haar nooit opgevallen dat hij zo zwaar was. Ze wilde hem afzetten, of in elk geval rechtzetten. Verzetten, even het gewicht oplichten van haar neus. Even over de deukjes wrijven die er nu zeker zaten, maar ze kreeg het niet voor elkaar. De zwaartekracht trok te hard aan haar vingers, haar hand wilde niet omhoog.
Ze keek verder dan de glazen van haar bril. De kamer om haar heen draaide. Niet in de rondte, hij schommelde meer. Ze focuste zich op de horizon en zag dat hij heen en weer wiegde als lang gras in een zomerwind. Met alle kracht die ze had tilde ze een voet op. Zwaar zette ze een stap vooruit. Heel haar lichaam protesteerde. Haar voeten moesten bewegen en ze moest verder. Om, om, wat ging ze eigenlijk doen. Ze wist niet waarom ze opgestaan was. Het was belangrijk, daar was ze zeker van.
Ze dacht na, maar ze kwam een mist in haar hoofd tegen. Ze graaide in de dunne druppels. De gedachten kwamen er niet doorheen. Ze zag achter de mist belangrijke schimmen bewegen. Ze graaiden door de mist en probeerde naar de voorgrond te dringen, maar er zat te veel tussen. Te veel grijs en te dik. Ze keek weer naar waar ze heen moest. Ze moest erheen, alleen haar voeten wilde niet. Haar voetzolen droegen te veel gewicht om in beweging te kunnen komen. De kamer om haar heen schommelde niet langer, hij draaide nu. Eerst draaide de ruimte langzaam en maar een kant op. Het draaien werd steeds sneller en veranderde af en toe van richting. Ze kreeg steeds meer moeite met het rechtop staan. De grond trok aan haar en ze wilde zo graag gaan liggen. Ze had de kracht niet meer om tegen die drang te vechten. Ze liet zichzelf vallen en de grond voelde hard en koel. Ze was zo moe. Ze zag nog net de koffietafel met de twee glazen water voordat ze toegaf aan de slaap.