Olivier aaide de buldog nog een laatste keer en sloot de kooi. Het dier keek hem treurig aan. ‘Kijk niet zo naar me.’ zei Olivier ‘Ik ben morgenochtend heel vroeg alweer terug.’ Hij keek nog even de hokken van de Schnauzer en het konijn in. Ze lagen rustig te slapen. Ook de parkiet zat rustig in zijn kooi. Hij deed het licht uit en sloot de dierenartspraktijk af.
Olivier werkte nu al drie maanden in de praktijk. Hij had zijn opleiding in dierenverzorging niet afgemaakt, maar hij mocht toch aan het werk. De dierenarts was enthousiast over hem en had gezegd dat de dieren zijn persoonlijkheid leuk zouden vinden. Zijn werk bestond voornamelijk uit het knuffelen met de herstellende dieren en het schoonhouden van de hokken in de praktijk. Hij was heel zijn leven al gek op dieren, hij begreep ze beter dan mensen. Olivier had nooit echt in de groepen gepast waar hij door zijn leven heen in terecht gekomen was. Hij had buiten de aansluiting met anderen ook altijd moeite gehad met de stof die hij op school voor zijn kiezen kreeg. Nadat hij gestopt was met zijn opleiding had hij een paar korte banen gehad, maar het was hem niet gelukt ergens langer te blijven. Hij had al in een supermarkt gewerkt, als schoonmaker en hij had aan de productielijn van een grote fabriek gestaan. Het was het allemaal niet, hij paste nergens tussen en vond het werk niet leuk. Hij was nog bij geen van de banen door de proefperiode heen gekomen. Olivier had nooit begrepen waarom ze hem niet wilden houden.
Zijn huidige baan ging wel heel erg goed. Hij kreeg complimenten van de dierenarts en zijn functie had zelfs een titel. Een hele nette titel zelfs “secundaire veterinaire assistent” en hij was er trots op. Zijn moeder was ook trots op hem, dat was ze altijd als hij iets deed, maar het voelde toch goed.
Olivier fietste naar huis. Hij kwam langs zijn oude basisschoolgebouw en keek naar de donkere, stille speelplaats. Een kat stak rennend het plein over. Hij volgde de kat met zijn ogen. Een seconde later raakte het voorwiel van zijn fiets iets hards rechts van hem. Hij keek naar beneden en zag dat hij tegen de stoeprand aangefietst was. Olivier draaide zijn stuur scherp naar links. Zijn voorwiel raakte los van de stoep en hij haalde opgelucht adem.
Een luide claxon van een auto en fel licht dat op hem afkwam zorgde ervoor dat hij weer naar de weg voor hem keek. Een zwarte Volvo had van richting moeten veranderen om Olivier niet te raken. Hij stuurde zijn fiets weer naar de rechterkant van de weg en wist de stoeprand te ontwijken voor zijn wiel die opnieuw raakte. De rest van de tocht naar huis hield hij zijn ogen strak op de weg voor hem gericht.
‘Hoi schat’, riep Oliviers moeder zodra hij de drempel over stapte. ‘Hey mam’, riep hij terug en hing zijn jas op. Hij liep de keuken in en zag zijn moeder druk aan het werk achter het fornuis. ‘Hoe was je dag?’ vroeg ze. Voordat Olivier een reactie kon geven hoorde hij nog een stem in de keuken.
‘Hey Ollie.’ Het moment dat Olivier die stem hoorde zakte zijn hart naar zijn schoenen. Alleen maar om luid bonzend weer op te klimmen. Hij stak zijn hand op naar de jongen die in zijn keuken zat. Niek zat aan de tafel, aan zijn tafel. Hij zag er ongelofelijk knap uit in het witte licht van de keuken. Zijn blonde haar glinsterde wanneer hij zijn hoofd bewoog. Hij had een donkergroene blouse aan en een rode stropdas om. Olivier zag dat Nieks blouse strak om zijn gespierde armen stond. Niek speelde met een glas rode wijn.
‘Owjah’, zei Oliviers moeder. ‘Jij moest tot laat werken, dus heb ik Niek uitgenodigd voor het eten.’ Ze keek naar de jongen aan haar keukentafel en lachte naar hem. ‘Hij is echt een schat.’ Niek lachte terug naar de vrouw en Olivier had het gevoel dat zijn benen van rubber waren geworden toen hij die lach zag. ‘Je moeder vroeg of ik kwam eten en ik had niks beters te doen, dus hier ben ik dan.’ Olivier ging tegenover Niek zitten en keek hem aan.
‘Je bent precies op tijd, schat’, zei zijn moeder. ‘Het eten is net klaar’ Niek maakte zijn ogen los van die van Olivier. ‘Kan ik nog iets doen mevrouw van Loor?’ vroeg hij. Olivier kon maar niet wennen aan hoe perfect de stem van hun gast was. ‘Blijf lekker zitten, je hebt dan meer dan genoeg gedaan’, zei Mevrouw van Loor met een enorme glimlach. Terwijl zijn moeder naar de tafel liep en de pannen erop zette gebaarde ze naar Olivier dat ze heel erg gesteld was op Niek.
Het eten was goed en na het eerste glas wijn had Olivier zijn stem weer teruggevonden. Ze aten en lachten voor langer dan een uur. Over de lege borden heen zei Oliviers moeder: ‘Olivier, waarom laat je Niek niet je kamer zien. Dan ruim ik hier wel op.’ Ze lachte naar Olivier en hij stond langzaam op.
‘Hij mag blijven slapen als je dat wil.’ Hoorde hij zijn moeder roepen net voor Olivier zijn slaapkamerdeur dicht deed en hij voelde zijn hoofd rood worden. ‘Je moeder is een geweldig mens’, zei Niek, hij was op het bed gaan zitten. Hij klopte op de lakens naast hem als een teken dat Olivier moest gaan zitten. Olivier ging zitten op een afstand van Niek die voor hem comfortabel was. Zodra hij zat merkte hij dan Niek langzaam zijn kant op schoof. ‘Je vindt me leuk, toch?’ vroeg Niek op een plagerige toon. Olivier knikte hevig. ‘Ik jou ook’, zei hij. ‘Heel erg leuk.’ Hij kuste Olivier.
De Zon was allang op toen Olivier wakker werd. Hij draaide zijn hoofd en keek recht in het stralende en lachende gezicht van Niek. Olivier realiseerde zich dat hij het niet gedroomd had en lachte terug.
‘Het heeft gesneeuwd vannacht.’ Wist Niek hem te vertellen. ‘We kunnen wel gaan wandelen als je dat wilt.’
Ze liepen twee uur lang pratend door de sneeuw. Niek praatte vooral, Olivier luisterde. Thuis dronken de warme chocolademelk. Na een tijdje stond Niek op van zijn stoel om naar de wc te gaan. ‘Wanneer moet je eigenlijk weer werken?’ vroeg hij. Olivier voelde al het bloed uit zijn gezicht verdwijnen en keek zijn moeder angstig aan. ‘Wat is er?’ vroeg ze. Olivier maakte een piepend geluidje en rende naar zijn jas. ‘Olivier.’ Hoorde hij zijn moeder nog roepen toen hij naar zijn fiets toe snelde.
Olivier gaf niks om de sneeuw op de weg. Hij fietste sneller dan ooit voorheen. Hij opende het tuinhek bij de dierenartspraktijk en rende naar binnen. Hij opende de deur naar de dierenkamer en een enorme stank liet zijn ogen tranen. De buldog blafte naar hem en hij zag dat beide honden in hun kooi hadden gepoept. De poep was over de bodem uitgesmeerd en overal zaten vliegen. Hij liet de honden uit hun kooien en ze renden de tuin in. Olivier ruimde de poep op, alleen de vliegen gingen niet weg. Hij zocht in de keuken naar iets bruikbaars tegen de vliegen. Tot zijn opluchting stond er een insect weg spray. In de dierenkamer spoot Olivier de spray royaal op alle vliegen die meteen dood neervielen. Zo hoefde hij ze alleen nog maar op te vegen.
Hij voelde dat de spray op zijn adem was geslagen, dus liep hij de tuin in voor wat frisse lucht. Hij verwachtte dat de honden tegen hem op zouden springen, maar ze waren er niet. Er liepen pootafdrukken vanaf de deur in een rechte lijn naar het open tuinhek. Olivier voelde dat hij in paniek begon te raken. Het was zijn schuld dat de honden nu kwijt waren. Hij snelde naar binnen om naar de andere dieren te kijken. Het konijn zat op haar gemak wat hooi te eten. Hij keek naar de hangende kooi van de parkiet. Het vogeltje zat niet op zijn stok. Voorzichtig liep Olivier dichter naar de kooi toe en zag het beestje op de bodem in het schelpenzand liggen, dood. Hij voelde een nieuwe golf van paniek over zich heen vloeien.
‘Olivier?’ Hoorde hij achter zich. Hij keek de dierenarts recht aan. Ze had de buldog aan zijn halsband vast.