Ik stond voor de deur. De afgelopen dagen was de deur op slot geweest. Ik mocht niet naar buiten. Ik vroeg me af of dat nu nog steeds zo was. Ik keek naar de lijnen in het hout van de deur. Ik kon hem zelf niet open maken, want ik had de sleutel niet. Een van mijn bedienden moest de deur openen. Alleen zij hadden de sleutel. Ik had ze al een tijdje niet gezien en vroeg me af wat ze aan het doen waren. Ik kon ze roepen, maar dat voelde zo onbeleefd.
Het rook anders buiten. Anders dan normaal. Anders dan de afgelopen dagen en die waren al anders dan voorheen. Als ik nu eens op mijn tenen ging staan. Ja, als ik dat deed kon ik net door het raam heen kijken. Ik moest me wel helemaal uitrekken. Ik redde het net, mijn ogen kwamen boven het hout uit. Ik was gegroeid. De tuin was anders. Het duurde even voordat ik zag wat er anders was. De tuin was wit. Het gras was wit, het zand was wit en de tafel was wit. Alles was wit. De geur kon ik niet plaatsen, dit was nieuw. Ik wilde naar buiten. Het kon niet meer wachten. Ik kon niet meer wachten.
Ik duwde tegen de deur om te zien of hij open was. Dat was hij niet. Ik voelde een tinteling in mijn buik van opwinding. Ik wilde naar buiten maar ik kon zelf de deur niet open krijgen. Ik hield het niet meer, ik moest naar buiten. Ik riep mijn bedienden. Er kwam geen reactie. Ik riep nog een keer, dit keer harder. Nog steeds geen reactie. Ik liep voor de deur heen en weer. Ik wilde naar buiten en daarvoor was ik afhankelijk van anderen. Ik probeerde een andere toonhoogte van mijn stem. Een reactie bleef nog steeds uit. Ik riep een paar keer achter elkaar, steeds harder. Ik hoorde gestommel verderop in het huis. Ik mocht naar buiten. Iemand kwam mij naar buiten laten. Ik mocht de tuin in. De tinteling in mijn buik werd steeds groter. Het gestommel kwam dichterbij en ik ging weer tegen de deur opstaan. Ik riep nog een keer om te zeggen dat ze op moesten schieten.
Ik zag een van mijn bedienden de keuken in komen. Ik keek hem recht aan en riep nog een keer. Hij keek terug naar mij en ik zag aan zijn blik dat ik niet naar buiten mocht. ‘Nee’, zei hij. Ik wilde naar buiten. Dat zei ik dan ook tegen hem.
‘Het heeft gesneeuwd vannacht, buiten is het koud.’ Hij had het recht niet om voor mij te beslissen. Ik vertelde nog een keer dat ik naar buiten wilde. Hij zuchtte. ‘Dan moet je het zelf weten’, zei hij tegen mij. Hij draaide zich om naar een van de keukenkastjes om de sleutel van de deur te pakken. Mijn buik tintelde steeds harder. Mijn bediende maakte de deur open en ik sprintte naar buiten. Het was mijn tuin. Het rook nu anders, maar het was nog steeds mijn tuin.
De eerste stap voelde hetzelfde als altijd. De volgende stap was op het witte spul. Ik had te veel vaart om in een keer te stoppen. Ik liep nog drie stappen door en stond stil. Mijn voeten waren koud. Ik tilde mijn rechtervoet op en het witte spul plakte eraan vast. Ik schudde mijn voet om het spul weer op de grond te gooien. Ik zette mijn voet neer en het witte poeder op het gras perste zich omhoog tussen mijn tenen. Ik wilde weer naar binnen. Met een soepele beweging draaide ik me om. Na elke stap schudde ik mijn voet af. Ik hoorde mijn bediende lachen maar negeerde hem. Ik moest me concentreren op zo snel mogelijk weer binnen komen.
Zodra ik dicht genoeg bij de deur was sprong ik naar binnen. Ik liet me op mijn billen vallen en likte mijn poten af. De sneeuw was koud aan mijn tong, maar ik moest mijn tenen er vrij van maken. Al mijn tenen moesten schoon. Zodra de sneeuw niet meer koud was op mijn tong smaakte het naar water uit de plassen op straat. Ik trok mijn neus op. Ik likte een andere poot en daar zat nog meer sneeuw tussen. Mijn bediende lachte nog steeds. Hij was op dit moment niet mijn prioriteit. Eerst moest ik schoon.
Tevreden controleerde ik al mijn poten nog een keer. Er zat geen sneeuw meer tussen. Mijn bediende stond te praten en te lachen met zijn partner. Hij had me naar buiten gelaten. De sneeuw was zijn schuld. Het kwam door hem dat ik mijn tuin niet in kon. Ik stond op en liep naar hem toe. Ik richtte mijn blik volledig op zijn onderbeen. De laatste twee stappen rende ik en zette mijn nagels in zijn kuit.
Hij vloekte en riep mijn naam, maar ik rende door naar boven. Ik wist van plekken waar hij mij niet kon vinden. Dat was genoeg inspanning geweest. Het was tijd voor een dutje.